Christa, Johan en Kurt in de VS, 12 juni tot 15 juli 2009

Dag 18 Via Bodie naar Yosemite

Ook de bedden in de Creekside Inn waren geweldig, we hebben als een blok geslapen en daarna genoten van het prima (gratis) ontbijt. Om 9 uur waren we ‘on the road', met twee broden van Erick Schat en een volle tank benzine. Later las ik dat we nog beter hadden kunnen tanken bij de pomp van de Paiute indianen, een kleine stam uit Bishop. Hun pomp schijnt de goedkoopste in de verre omtrek te zijn. Maar nog leuker om te weten is dat deze stam schatrijk is geworden met hun casino. Indianen kregen speciale vergunningen en belastingvoordelen om casino's te mogen runnen, als compensatie voor het onrecht dat indianen aan was gedaan en de slechte economische positie waar veel van hen in zitten. Dit heeft de Paiute zeker geen windeieren gelegd. Je kunt je trouwens voorstellen dat er opeens heel veel mensen claimden indianenbloed te hebben of zelfs hun eigen stam bedachten.

Anyway, we gingen dus op weg naar Bodie, één van de best bewaard gebleven spookstadjes in het wilde westen. Ergens midden 19e eeuw werd er een goudader ontdekt en in no time stond er een stad, die een tijd lang de tweede stad van het Westen was. Het was geen pretje om er te wonen. Het stadje ligt erg hoog, waardoor de winters er erg koud zijn. Dit heeft er heel wat mensen het leven gekost. Daarnaast kwam al het tuig uit de verre omtrek hier hun geluk zoeken. Er waren periodes dat er elke dag wel een dode viel door criminaliteit. Een bekende uitspraak was 'Goodbye God, I'm going to Bodie'. Maar het goud lokte dus de mensen bleven wel komen. En jarenlang leverde Bodie inderdaad een spectaculaire goudproductie, maar aan alles komt een eind. Ergens in de jaren 30 van de vorige eeuw werd Bodie ontruimd van overheidswege. Een grote brand verwoestte vervolgens 95% van het stadje. De laatste mensen verlieten Bodie in 1942. Het bijzondere is dat het stadje er nu nog precies zo bij ligt als het in 1942 is achtergelaten.

Maar je moet er wel wat voor over hebben om er te komen, namelijk een omweg van 50 kilometer op onze route, waarvan een kleine 20 via een onverharde gravelweg. Helemaal door elkaar gehusseld kwamen we er aan. Maar het was de moeite waard. Er stonden her en der nog huizen en gebouwen waar je ongegeneerd met je neus tegen de ruiten naar binnen kon gluren. Het was prachtig om te zien hoe mensen alles gewoon hadden achtergelaten: de bedden en matrassen waar ze op sliepen, de stoelen en banken in hun zitkamers, de fornuizen en pannen in de keukens. Een lege fles whiskey op een tafel, een vogelkooitje, behang op de muren. Echt fascinerend.

Naast de woonhuizen zagen we een kapper, een doodgraver, een hotel, een brandweerkazerne, een saloon en een general store. Die laatste was vooral leuk, om alle producten te zien die ze er verkochten. Bijvoorbeeld boekjes waaruit je je nieuwe jurk kon bestellen, die vervolgens op maat werd gemaakt. De lapjes stof waaruit je kon kiezen zater er nog bij. In het museum hadden ze alle spullen verzameld die te mooi waren om zomaar in de huizen te laten liggen. Leuk vond ik de verzameling dameshoeden en de tijdschriften met de ‘nieuwste' kindermode (matrozenpakjes).

Na iets van anderhalf uur rondslenteren (toen hadden we nog lang niet alles gezien), gingen we terug naar Lee Vining, het dorpje waar we al doorheen waren gekomen en nu weer naar terug moesten op weg naar Yosemite. We stopten er nog even bij Mono Lake om de bijzondere kalkafzettingen in het water te zien. Maar we stonden waarschijnlijk op een verkeerde plek, of het was hoog water, want het was niet zo spectaculair als ik op foto's had gezien. Daarna stopten we voor lunch bij de Tioga Pass Gas Market, dat vooral beroemd is vanwege haar uitstekende deli, de Whoa Nellie Deli. We lunchten heerlijk aan picknicktafels op een grasveld naast de benzinepomp, met uitzicht op Mono Lake. Leuk!

Toen nog twee en een half uur rijden naar ons tentje in Yosemite. Al na een paar kilometer waren we in het park en reden via de Tioga Pass door Tuolumne Meadows, prachtige groene alpenweiden met heldere watertjes.

We deden daar nog even het Visitor centre aan en kregen uitgebreid advies over de route van een enthousiaste bejaarde vrijwilliger.

Na wat mooie uitzichtpunten en een korte wandeling naar de Bridalveil Falls (inderdaad lijkt die waterval net een bruidsluier doordat de wind het water wat verwaait) kwamen we bij onze camping, Housekeeping Camp.

Johan schrok geloof ik een beetje toen hij ons onderkomen voor de komende drie nachten zag: een betonnen vloer, drie betonnen muren en aan de voorkant tentzeil. Binnen een stapelbed en een queensize bed met geplastificeerde matrassen en een open kastje. Buiten een plaatsje met een picknicktafel, omheind door houten paaltjes. Als accessoires nog een grote bearbox (om je voedsel en tandpasta in te doen) en een vuurring om in te barbecuen of vuurtje te stoken.

Maar goed, als je je eigen spullen er in zet en een lakentje over de matrassen gooit ziet het er al heel anders uit. We sjouwden de picknicktafel naar de vuurring en gingen daar lekker ons brood opeten. Even een simpele avondmaaltijd omdat we moe waren, morgen gaan we wel barbecuen. Douchen ook nog niet gedaan, er is maar één gebouw op de hele camping! Daar moet je met een bewijsje naartoe dat je hier logeert en dan aansluiten in een rij.Morgenochtend verzamelen we wel moed daarvoor... Kurt z'n hele vieze voeten hebben we gewoon in de wasbak bij de wc's gewassen, even makkelijk hoor! Natuurlijk nog wel even een vuurtje gestookt.

Kurt was er trouwens erg van onder de indruk dat hier beren zitten, het gaat er bij hem niet in dat we er waarschijnlijk helemaal geen in het echt gaan zien. Op de weg hierheen trouwens wel bijna, toen stuitten we op kris kras en midden op de weg geparkeerde auto's. Ja hoor, er was een beer gespot. Maar we waren natuurlijk net te laat.

Ga naar dag 19

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!